Home Blog Pagina 5

Even de tijd nemen

Ik werk een dagdienst van 7-15u. Het begint rustig en rond 10-en wordt de vraag gesteld door de meldkamer of ik bezwaar heb om een infuusnaald te prikken voor een euthanasie. Ik heb daar geen problemen mee. Ik vind het juist een ‘dapper’ besluit van mensen.

Toen mijn oma stierf was ze niet meer de vrouw die ze was. Het was een vrouw die veel gaf om haar uiterlijk; er mooi en netjes uit zien. Na 2 weken terminaal te zijn geweest, met pijn en veel slapen, en geen intake bleef er een klein hoopje mens over.

‘Stoppen met het leven wanneer dit uitzichtloos is’.
Niet je waardigheid verliezen en bij volle bewustzijn afscheid kunnen nemen van je naasten. Ik heb respect voor mensen die zo’n besluit durven te nemen.

We rijden naar het hospice. Wanneer mijn collega en ik binnenlopen en vragen waar dhr X is, zegt de medewerker van het hospice; Hij zit achter jullie.

Ik draai me om en daar zit ‘mijn patiënt’ koffie te drinken met zijn zoon, vertelt hij me later. Het is een man op leeftijd en je ziet aan hem dat hij ziek is; mager en moe; moe gestreden. Hij zit in een rolstoel en drinkt een kop koffie. Wanneer ik hem vertel wat ik kom doen zie ik hem een beetje schrikken. ‘Nu al?’

Ik leg hem uit dat ik alleen een naaldje prik en dat er een arts komt vanmiddag om de medicatie bij hem toe te dienen.

Ooo zegt hij; en ik zie nog een kleine opluchting. Hebben we nog tijd voor een kop koffie? Ja, we drinken er één mee. We zitten daar met zijn 4-en en we kletsen wat, over het verleden, zijn kinderen en over zijn ziek-zijn.

Hij heeft prostaatkanker en gaat ziekenhuis in en ziekenhuis uit en heeft pijn. Uitbehandeld.
Zijn zoon is zichtbaar emotioneel.

‘Mijn patiënt’ pakt een boekje; Hij wil hier graag onze namen in hebben staan, dat vindt hij prettig. Hij wil weten wie er bij hem zijn geweest. We schrijven onze namen op.

Daarna zeg ik hem dat we nu toch het naaldje gaan zetten. Hij stemt hiermee in en vraagt of het pijn doet.

Nadat we dat hebben gedaan wil hij met ons ‘meelopen’ naar de ambulance. Even naar buiten… Ze zijn geïnteresseerd in ‘onze auto’; volgens mij zijn het kenners. In ieder geval verstand van auto’s. Ik zie hem genieten.

Daarna moeten we vertrekken; ik wens hem sterkte en wens hem nog een fijne dag met zijn dierbaren. Wat fijn dat we de tijd konden nemen voor dit moment, nog even gezellig gekletst, ongedwongen, ontspannen met een kop koffie. We zijn vreemden voor elkaar maar zo voelde het even niet. Ik hoop dat hij er van heeft genoten ondanks het feit dat hij weet dat hij er aan het einde van de dag ‘er niet meer zal zijn’.

Dag dhr. X, ik hoop dat het goed met u gaat waar u nu ook bent en dat u daar omringd bent met mensen die ook een plekje krijgen in uw boekje!

Fleur
Ambulance verpleegkundige

Verpleeghuiszorg in coronatijd

Werken op een gesloten afdeling met psychogeriatrische bewoners.
Fantastisch om met deze doelgroep te mogen werken.
Het mooiste wat er is, als je het mij vraagt…

Hoe fantastisch is het, als het werk wat doet, je zoveel voldoening geeft.
Mede door de fijne collega’s en andere disciplines waar je dag in dag uit mee werkt…
En de lieve families en vrijwilligers niet te vergeten.

Dankbaar werk, om deze mensen te mogen begeleiden in hun ziekteproces.
Dankbaar werk, om families te begeleiden in een stukje acceptatie.
Dankbaar werk, om families te begeleiden in het steeds een beetje afscheid nemen van hun dierbare.

Dankbaar ben ik, om een kijkje te mogen nemen in de belevingswereld van de bewoners.
Dankbaar ben ik, om voor hun geluksmomentjes te zorgen.
Dankbaar ben ik, om ze troost te bieden.
Dankbaar ben ik, om voor hun een veilige haven te creëren ,in een voor hun vaak verwarrende wereld.

Ik word verdrietig als ik zie wat Corona voor impact heeft op de afdeling.
Ik word verdrietig als ik zie wat Corona voor impact op onze bewoners heeft.
Ik word verdrietig als ik zie wat Corona voor impact op onze families heeft.
Ik word verdrietig als ik zie, voel en zelf ervaar wat voor onrust Corona bij ons als personeel geeft.
Ik word verdrietig als ik zie en ervaar hoe Corona de wereld voor onze bewoners nog verwarrender maakt.
Ik word verdrietig als ik met mijn beschermend pak aan en mondkapje op ,in de ogen van een bewoner kijk.

Als ik in de ogen van een bewoner kijk zie ik soms angst.
Hoe graag zou ik dan mijn mondkapje af willen doen….
Hoe graag wil ik ze dan troost geven met een glimlach…

Ik word verdrietig als ik ze niet de troost kan bieden die ze zo nodig hebben.
Ik word verdrietig van het houden van een bepaalde afstand.
Een afstand terwijl de bewoner juist die knuffel zo hard nodig heeft.

Ik word verdrietig van het machteloze gevoel…

Maar naast dankbaarheid en verdriet voel ik ook boosheid.
Boosheid op mensen, die het hele gebeuren “Corona” niet serieus nemen.
Boosheid op mensen, die al dan niet bewust de regels negeren.
Boosheid op mensen, die niet respecteren dat ik wél respect voor de regels heb.

Gelukkig voel ik naast boosheid ook nog trots…
Heel veel trots.
Ik ben onwijs trots op mijn collega’s.
Ik ben onwijs trots op onze coördinators zorg ,want ook die krijgen veel voor hun kiezen.
Trots op onze 1e verpleegkundige en leidinggevende.
Ik ben trots op onze activiteitenbegeleiding.
Ik ben onwijs trots op onze vrijwilligers ,die ondanks de Corona toch onze lieve bewoners een daginvulling komen geven….Echte kanjers zijn het.

Ik ben trots en dankbaar op het team waar ik in mag werken!

Suus Claassen
Verzorgende IG

Nieuw boek: Tommie in gesprek

Tommie in gesprek is het nieuwe boek van verpleegkundige Tommie Niessen, beter bekend als: Tommie in de zorg. Het boek is te bestellen via tommieingesprek.nl

In dit boek spreekt Tommie met mensen uit verschillende disciplines van de zorg zoals o.a. met Theoloog des Vaderlands Samuel Lee, hoogleraar langdurige zorg en dementie Anne-Mei The, viroloog Marion Koopmans, schrijver Jan Geurtz, psychiater Dirk de Wachter, minister Hugo de Jonge, patiënten, verzorgenden, verpleegkundigen en nog heel veel andere inspirerende en bevlogen mensen die actief zijn binnen de gezondheidszorg.

Tommie in gesprek is een boek vol inspirerende gesprekken met mensen uit de zorg.

‘Werken in de zorg is superinteressant en dankbaar werk. Het feit dat je op zo’n directe manier iets voor een ander kunt betekenen, vind ik heel waardevol en geeft me veel voldoening. Ik ben heel trots op mijn vak en daarom deel ik zo graag mijn mooie ervaringen. In mijn nieuwe boek ga ik in gesprek met allerlei inspirerende mensen die in de zorg werken. Wat ik vooral van hen wil weten is “Wat betekent zorg voor jou?”
– Tommie Niessen

Mevrouw Stok

Mevrouw Stok, niet iemand van 13 in een dozijn. Bijna 5 jaar geleden kwam ze (tegen haar zin) bij ons wonen. Want thuis ging het echt niet meer.

Ze was niet de makkelijkste en ze kon soms zeer tegendraads zijn. Wij, als verzorging moesten haar nog leren kennen. En dat ging met vallen en opstaan… Bij de een lukte dat wat makkelijker dan bij de ander.

Mevrouw Stok had toch wel een speciale benadering nodig, ze hield niet van dat “lievige”. Ze was meer van de ‘stevige aanpak’, zo was ze zelf ook

Die stevige aanpak schuwde ze bij ons als zorg ook niet: als ze ergens niet van gediend was kon je ‘opmieteren’ en als je niet uitkeek haalde ze uit met haar nagels of kreeg je een mep.

De zorg voor mevrouw was soms wel eens een ‘dingetje’. Ze hield niet van nagels schoonmaken en knippen, en met het scheermesje moest je ook uitkijken.

Mw Stok was echt een markante persoonlijkheid.

Een grote dierenvriend, haar hele leven was ze omringd door katten en een hond. Ze trainde zelfs politiehonden, en geloof me, je had er gewoon alle vertrouwen in dát ze dat kon. Ze regeerde (ze) met haar ogen. Haar grote liefde was Boris, een grote rode kater. Boris was haar alles.

Toen ze bij ons kwam wonen, kon Boris niet mee. Maar de familie kocht een poezenmandje mét een ‘nep’ Boris. En altijd lag deze Boris in zijn mandje bij mevrouw op schoot. Als je koekjes of chocola deelde, pakte ze er vaak twee van, want ééntje schoof ze onder Boris in het mandje.

Als je binnen kwam, kon je de stemming aflezen van haar gezicht. Was ze goed gestemd, dan kreeg je ‘liefdevolle’ pets op je wang of op je achterwerk, of ze kneep eens flink in je kipfiletjes. En dat koesterde je dan! Dan noemden we mw Stok wel eens liefdevol “Marietje”.

Maar was haar stemming in mineur, dan stond haar gezicht op onweer, schoof ze met een vaart haar koffiekopje over de tafel en smeet Boris op de grond. Dan was het gewoon mevrouw Stok.

Na verloop van tijd werden de goede momenten steeds minder en de mineurstemmingen kwamen steeds vaker voor. Dan weigerde ze alle eten en drinken, hoe zeer we ook ons best deden. Ze vermagerde en verzwakte, maar toch bleef ze een persoonlijkheid. Tot op het laatst wilde ze uit bed, hoewel dit eigenlijk niet meer ging en ze zichzelf in de weg zat. Tot het moment kwam dat we zelf de beslissing voor haar moesten nemen omdat het écht niet meer ging. Toen kwamen er twee weken waarop mw. Stok niet meer van bed kwam.

Ik heb avonddienst met een top-collega.

We lopen samen de kamer in waar mevrouw op bed ligt, ze slaapt diep door de medicatie. We kijken elkaar aan, denken allebei hetzelfde. We pakken een schoon nachthemd, schoon beddengoed en toiletspullen. We nemen de tijd, en met grote voorzichtigheid verzorgen we ‘onze’ Marietje.

Ze krijgt ze een schoon nachthemd aan, maken haar nagels schoon en knippen ze ook maar gelijk, verwijderen we die vervelende, altijd terugkomende kin-haartjes. Alles waar ze vaak zo’n grote hekel aan had, kunnen we nu rustig doen.

‘Haar laatste schoonheidsbehandeling’, zoals mijn collega het zegt.

We kammen haar haren en als laatste verschonen we de lakens en de kussenslopen.

Het voelt goed, ‘onze’ Marietje ligt schoon en netjes in bed.

Ze heeft er waarschijnlijk niets van gemerkt, maar dit zijn nu de kleine dingen die het werken in de zorg zo mooi maken.

Ondanks de grote werkdruk en zorgzwaarte is deze zorg zo belangrijk: een bewoner verzorgen zoals je dat bij je eigen vader of moeder ook zou doen. Zo gewoon, maar toch ook zo bijzonder! En nu: ‘Onze’ Marietje is er niet meer.

Twee weken lang lag ze op bed, trouw omringd door haar familie, en elke dag ging het een beetje minder. Ik mocht er bij zijn toen ze haar laatste adem uit blies.

Wat zullen we, ieder op onze eigen manier, deze markante persoonlijkheid gaan missen op onze woning…

Het was een bijzondere vrouw, en dat was ze!

Jolanda den Heijer
Verzorgende
Kleinschalig wonen PG

Een kind dat sterft

Ik vind het belangrijk om de soms heftige casuïstiek van me af te schrijven, zo ontstond ook deze blog.

Ik ben werkzaam als gespecialiseerd verpleegkundige in de specialistische kinderthuiszorg. Wij leveren zorg aan ernstig zieke of chronisch zieke kinderen in de thuissituatie.

Denk hierbij aan thuisbeademing, chemotherapie en kinderpalliatie

Terminaal kind

Een collega uit een andere regio belt met de vraag of ik haar wil ondersteunen bij een kind dat terminaal is. Ze heeft dit nog niet vaak bij de hand gehad en dan is het fijn als je samen kunt gaan.

Ik moet een uurtje rijden, de zon zakt voorzichtig achter de bomen en ziet er prachtig uit op deze septemberavond. Het beeld laat me even stilstaan bij de situatie. Eigenlijk past daar geen gouden zon bij. Het sterven van een kind is -naar mijn mening- het meest verdrietige wat er in een gezin gebeuren kan. Maar toch…

Ik weet uit eerdere ervaringen dat wanneer je zo’n proces goed begeleid, je oprecht luistert naar elkaar en al je kennis en kunde in zet, het sterven van een kind -hoe wrang ook- uiteindelijk iets warms en waardevols wordt. Het gezin kan terugkijken op een tijd waarin alles en iedereen zijn of haar best deed om mooie herinneringen te maken. Een waardig, warm en liefdevol afscheid.

Eigenlijk past die gouden zon met zijn warme, gouden gloed daar toch heel mooi bij.

Hillegonde
Verpleegkundige specialistische kinderthuiszorg

Actief op social media onder de naam: @kinderzuster

Verlichten wat pijn doet

Verlichten wat pijn doet,
Genezen wat gewond is,
Horen wat niet gezegd is,
Opmerken wat niet getoond wordt,

Stil zijn als woorden teveel zijn,
Luisterend spreken zonder te praten,
Meetrekken door het onzekere,
Meegaan tot het einde,

Waardering tonen voor het goede,
Verbijstering delen om het verschrikkelijke,

Doen wat je belooft,
Liefde en warmte toevoegen,
Aan deskundige zorg,

Wie je ook bent,
Waar je ook werkt,
Dit is wat ons met elkaar en onze patiënten verbindt.

Bo Hermans
Verpleegkundige longziekten

Het is zover…

Het is een rustige vrijdag avonddienst als de berichten binnen stromen. Terwijl ik bezig ben met de verzorging van een cliënt die zit te schateren onder de douche, roept mijn collega met een toon in haar stem die ik nog niet ken.

Na de verzorging loop ik naar haar toe, meteen valt me op dat ze gefixeerd naar de computer staart.
Haar woorden laten me schrikken.

‘Het is zover’, zegt ze.

Natuurlijk weet ik meteen waar het over gaat. In de dagen daarvoor werden er al maatregelen ingediend voor het afsluiten van de woning voor al het niet medisch noodzakelijk personeel en het desinfecteren van de handen bij de deur.

We moeten opletten dat onze kwetsbare bewoners, met ieder hun eigen complexe zorgvraag, niets merken van de spanning die zich bij ons opbouwt.

We lezen de e-mails en berichten aandachtig door, dan besluiten we eerst alles achter de schermen te regelen.

Taxi’s afbellen want alle dagbesteding gaan dicht, familie inlichten die niet meer bij hun verwanten op bezoek mogen komen, uitstapjes, medicatie aanvragen etc.

Vervolgens richten we ons op het meest belangrijke, onze bewoners.
We geven ze allemaal op hun eigen niveau uitleg van de situatie en benoemen alleen wat voor hun het beste te begrijpen is.
Er komen reacties van verdriet, woede en natuurlijk onbegrip.

Aan het einde van de dienst voel ik me uitgeput en leeg.
Het voelt onrealistisch, ook al zie ik wat er gebeurt.
Van een aantal weken terug geen handschoenen en hand desinfectans meer te kunnen bestellen tot gisteren na mijn vroege dienst geen brood meer te kunnen kopen.

De belevingswereld is voor een deel van mijn cliënten al relatief klein, dit is zeker geen positieve verandering.

We roeien met de riemen die we hebben en steken nog meer liefde, aandacht en zorg in het dagelijks leven van onze bewoners.
Meer kunnen we niet doen, alleen er staan en blijven gaan.

Ik ben dankbaar voor mijn team, managers, gedragsdeskundige en iedereen die keihard werkt. Mijn collega’s zijn goud waard. Het voelt als een oorlog, en we staan aan de goede kant.

Kim Manders
Verpleegkundige i.o. in de gehandicaptenzorg

Kom jij mij helpen?

De deur gaat open. “Goedemorgen mevrouw, ik ben Tommie.” In de deuropening staat een wat kleine oudere vrouw met haar rollator. “Ow, hoi hallo. Uhm kom maar binnen hoor jongen.” Ik zie aan mevrouw dat ze het ongemakkelijk vindt. We staan nu in de hal en ik geef haar een hand. Ik ben de enige man die in deze wijk werkt, en kom nu voor de eerste keer bij mevrouw. “Kom jij mij helpen? Ik moet vandaag douchen he…” Alleen als u dat wilt mevrouw. “Uhm ja, ik moet ook mijn haren wassen en zo. Kun je dat wel?” Ja zeker, dat kan ik wel. “Kousen aantrekken ook?” Ja natuurlijk mevrouw, dat kan ik ook. “Ah oké, kom maar verder dan jongen.” We lopen samen naar de woonkamer.

Niet gewend

Mevrouw gaat aan tafel gaan zitten. Ik kan zien dat ze niet op haar gemak is. “Vindt u het vervelend?” zeg ik terwijl ik ook ga zitten. “Ja, niet voor jou hoor jongen. Ik ben het niet gewend. Normaal zijn het altijd zusters he?”. Ja dat klopt. “Er is er nog nooit een man geweest die mij moest helpen met douchen.” Ik begrijp u mevrouw. Raar als er dan ineens een jongen aan de deur staat he? “Ja, ik ben het niet gewend..” Eigenlijk ben ik ook gewoon een “zuster”, alleen dan een man.. Zeg ik. Mevrouw kijkt mij aan, ik zie een lach verschijnen op haar gezicht. “Dat ik dit nog meemaak op mijn leeftijd haha” mompelt ze. Ik zie dat ze het nog vreemd vindt, gelukkig kan ze er om lachen. “Nou, vooruit dan jongen, nu ben je er toch!” Zegt mevrouw terwijl ze opstaat. Nu moet ik ook lachen. Het ijs is wel een beetje gebroken volgens mij.

“Kun je mijn rug ook insmeren jongen?” Nee dat kan ik niet mevrouw. “Haha, ja nu mag je ook alles doen he!” Geen probleem mevrouw. Wat mooi denk ik bij mezelf, ik zie dat ze op haar gemak is. Mevrouw komt uit een tijd waarin mannen en vrouwen alles apart deden. Ze is 60 jaar getrouwd geweest, haar man is 8 jaar geleden gestorven. Ze woont nog steeds in het huis waar ze altijd samen hebben gewoond. Nu staat er ineens een (jonge)man aan de deur. Die haar ook nog eens komt helpen bij het douchen. Mevrouw moet zich dan letterlijk bloot geven. Voor mij is het mijn werk maar voor mevrouw is het anders. Wat goed dat ze het toch toe laat en dat ze zich erover heen zet.

Tot de volgende keer jongen!

We zijn weer in de huiskamer. “Nou die kousen nog he jongeman!”. Nou, ik moet hier wel hard werken mevrouw! Zeg ik met een lach. “Ja, maar jij bent een man, die moeten hard werken haha!” Wat mooi, mevrouw voelde zich wat ongemakkelijk en nu zie ik haar lachen. “En, viel het mee?” zeg ik terwijl ik mij klaar maak om te gaan. “Het was hetzelfde als met de zusters eigenlijk. Het is gewoon het idee denk ik. Ik twijfelde wel hoor jongen.” Ja dat zag ik aan u. Wel goed dat u het toch heeft gedaan vind ik. Ik begrijp dat het niet makkelijk is voor u. “Ja maar nu is het goed. En ik heb wat te vertellen aan de andere dames. Misschien zijn ze wel jaloers haha!” Ik moet lachen, wat een leuk en grappig mens. “Tot de volgende keer mevrouw!” zeg ik terwijl ik haar een hand geef. “Tot de volgende keer jongen!” Ik verlaat het huis en loop met een goed gevoel richting mijn auto.

Tommie Niessen
Verpleegkundige

Betoverend

Helemaal aan het einde van de lange gang van de verpleegafdeling ligt een hoogbejaarde man. Enkele dagen eerder is hij opgenomen met een grote longontsteking. Toen hij op de spoedeisende hulp arriveerde, bleek dat hij geen familie meer had. De man heeft een teruggetrokken bestaan geleid; ook zijn vrienden zijn lang geleden overleden. Jarenlang heeft hij eenzaam in een klein huis in een naburig dorp geleefd, waar hij zich onttrok aan het oog van de maatschappij. De laatste weken is hij benauwd geworden. Onderzoek naar de oorzaken wilde hij niet, maar wel een medicijn om de benauwdheid te onderdrukken. De huisarts regelde vervolgens thuiszorg. Toen de klachten toenamen, werd hij doorgestuurd om te kijken of het tij nog te keren was. De huisarts heeft het dringende verzoek gedaan terughoudend te zijn met alle hoogtechnologische fratsen van de moderne geneeskunde. ‘Geen polonaise’, stond ter verduidelijking op de verwijsbrief geschreven. Op de thoraxfoto zie ik behalve de longontsteking veel meer afwijkend longweefsel. Op verzoek van de patiënt besluiten we er geen onderzoek naar te doen. Hij is daarin volstrekt helder. Antibiotica wil hij proberen en ‘dat zal het zijn’.

Een nog jonge, relatief onervaren verpleegkundige verzorgt hem en het is direct duidelijk dat ze het goed met elkaar kunnen vinden. Ze geeft hem extra aandacht en hij stelt dat duidelijk op prijs. In haar pauze zit ze steevast aan zijn bed.

Later vertelt ze me over de gesprekken die ze hebben gevoerd, over zijn jongere jaren, zijn onstuimige liefdes. De ontmoeting met zijn vrouw en de mooie tijd die volgde. Helaas overleed zij veel te vroeg, nu vijftien jaren terug. Hij heeft verteld over hun beider verdriet dat ze geen kinderen hadden gekregen. Zijn eenzame bestaan daarna. Vrienden die wegvielen. De teloorgang van zijn leven. Het zijn bijzondere ontmoetingen tussen deze oude man en de jonge vrouw van misschien nog geen 25 jaar oud. Ik heb waardering voor de manier waarop zij met elkaar omgaan en de tijd die zij neemt om met hem te praten, ondanks haar drukke bezigheden elders in het ziekenhuis.

Na een paar dagen gaat zijn situatie achteruit. De longontsteking verergert en hij krijgt het steeds benauwder. Als de morfinespuitjes niet meer voldoende werken, beginnen we met een continu morfinepompje om de benauwdheid te bestrijden. Binnen het team spreken we over palliatieve sedatie, wat inhoudt dat het bewustzijn van de patiënt met sterke slaapmiddelen verlaagd wordt om ervoor te zorgen dat hij tijdens het laatste stukje van zijn leven geen klachten meer ervaart. In geen van de dagen van zijn opname komt er bezoek.

Aan het einde van een zondagmiddag ga ik bij hem langs om zijn benauwdheid te beoordelen. Hij ligt er kalm bij. Zijn gelaat is ingevallen, zijn neus wit en op zijn benen zijn vlekken ontstaan. Daarbij heeft hij een rustige, maar volstrekt onregelmatige ademhaling. Hij is stervende.

In de overdrachtsruimte spreek ik de verpleegkundige aan het einde van haar dienst. Ze heeft afscheid van hem genomen, maar ze moet nu echt naar huis. Kinderen, vrienden, het leven. Het liefst zou ze bij hem blijven in zijn laatste uren. Er staan tranen in haar ogen. Ik praat met haar over zijn angst dat er niemand meer komt om afscheid te nemen, dat hij alleen zal sterven daar in dat ziekenhuiskamertje, achter op de gang. De verpleegkundige van de avond heeft de verantwoordelijkheid voor tien zieke patiënten, dus er zal nauwelijks tijd voor hem zijn. Ik beloof plechtig om aan het einde van mijn dienst langs te lopen. Ook ik heb geen tijd, de spoedopvang ligt vol met patiënten, een drukke telefoon.

Als ik uren later door de donkere gang loop, hoor ik tot mijn verbazing in de verte een prachtig zuiver geluid. Het lijkt alsof iemand zingt. Ik werp een blik in de kamer. In het gedimde licht ontwaar ik dezelfde verpleegkundige van vanmiddag, die allang thuis had moeten zijn. Gebogen zit ze aan het hoofdeinde, haar hand ligt om de zijne. De oude man is diep in slaap en ademt nauwelijks meer. Het is duidelijk dat dit zijn laatste momenten zijn. Ze kijkt strak naar hem en neuriet zachtjes een liedje, waarvan ik de tekst niet goed kan horen. Ze is veel te geconcentreerd om mij op te merken.

Ontroerd draai ik me om. Ik voel bewondering, diep respect en zoveel meer.

Terwijl ik wegloop, bedenk ik dat dit de absolute essentie is van zorg: menselijk contact, luisteren, er gewoon zijn. Ik weet dat je dit leest. Het is een ode aan jou en daarmee aan iedereen die zich sterk maakt voor kwaliteit van sterven. De eenzame dood is een uitzondering, maar jij leerde mij dat de zorg daaromheen uitzonderlijk kan zijn.

Sander de Hosson


Uit: ‘Slotcouplet’. Een bundel van verhalen over palliatieve zorg door longarts Sander de Hosson.

Stervenskunst

Als ik hem vraag waar hij wil overlijden, is hij duidelijk: ‘Naast mijn vrouw.’ Met rood doorlopen ogen zit zij naast zijn bed. Ze glimlacht om wat hij zegt en zucht. Ik vermoed evenveel uit trots als verdriet. Tot kort geleden was hij een vitale oudere man, maar dat veranderde snel toen hij ziek werd. De eerste longontsteking kwam als een donderslag bij heldere hemel. Hij was in al die jaren nooit echt ziek geweest, maar wat hakte dit erin: zijn conditie nam fors af. Toen hij enigszins hersteld was, lukte het toch om weer voorzichtig in de thuissituatie te functioneren, maar nog geen twee maanden later sloeg een tweede longontsteking toe, nu nog feller. Ook dit keer wilde hij graag naar het ziekenhuis, en ook dit keer werd hij gedurende enkele dagen beademd.

Na terugkomst op de verpleegafdeling bleek hoe de longontsteking had huisgehouden. Na een korte opleving ging de situatie toch weer achteruit. In de medische status volgt de ene alarmerende zin de andere op: ‘Matige conditie. Nierfunctiestoornissen. Weer koorts. Meer zuurstof nodig. Echografie van het hart. Ernstig hartfalen. Niet-reanimeerafspraak. Geen kunstmatige beademingen meer. Situatie holt achteruit.’ Toen het moment daar was om te praten over zinnige behandelingen, praatten we vooral over zinloze behandelingen.

Wanneer hij ’s middags weer fors benauwd wordt, en aangeeft dit niet meer te willen doorstaan, praten we uiteindelijk ook over sterven en de dood.

Het is een moment om stil te staan. Een moment om te beseffen dat alle medicijnen zijn geprobeerd, maar dat niets meer werkt. Om te erkennen dat we het gaan verliezen van de desastreuze oerkrachten die sommige ziekten in zich dragen. Het is tijd om afscheid te nemen van zijn geliefden. Ik voel zo vaak de schurende dubbelheid in dit moment. Behalve het intense verdriet van onomkeerbaar afscheid is dit ook het punt waarop de opluchting begint. Er zijn veel mogelijkheden om lijden aan het einde van het mensenleven te verlichten, bijvoorbeeld door te voorkomen dat mensen zullen stikken.

Morfine is onomstreden het meest geschikte medicijn om leed in de laatste levensfase te voorkomen. Er bestaan veel misverstanden over het middel, die vaak voortgekomen zijn uit herinneringen die mensen hebben aan vroegere ervaringen. Aan het soms traumatisch aangezicht van het overlijden van een ouder in tijden waarin de dood niet bespreekbaar was. Waarin kanker slechts k was, en de dood niet of nauwelijks werd voorbereid.

Mensen overlijden niet aan morfine. Mensen overlijden omdat ze een ziekte hebben waaraan ze doodgaan. Het taboe dat op dit medicijn rust is onterecht. Als morfine nodig is, is er geen enkele reden een patiënt die te onthouden. Lijden loutert in zulke gevallen niet.

Het doseren van morfine kent een zekere complexiteit. Te laag doseren kan uiteraard leiden tot benauwdheid en onverminderde pijn, maar te snel hoge doseringen toedienen zorgt voor bijwerkingen als onrust en hallucinaties. Het precies doseren is nauwelijks nog ‘geneeskunde’ te noemen. Degene die doseert doet dat volgens de regels van de ‘stervenskunst’. Het zijn regels die nauwelijks zijn te vatten in een protocol; ze zijn het resultaat van medische kennis, klinische ervaring, intuïtie, medemenselijkheid en normbesef. De dosering ligt uiteindelijk daar waar proportionaliteit en barmhartigheid samenkomen.

En als er ondanks deze behandelmogelijkheid toch nog klachten in die laatste levensfase dreigen? Als ze niet op een andere manier zijn op te heffen, dan hebben dokters de mogelijkheid, of beter gezegd, de medische en morele plicht, het bewustzijn te verlagen met slaapmedicijnen (Dormicum) tot er een rustig sterfbed ontstaat. De mens sterft uiteindelijk aan zijn ziekte; hij sterft niet door deze medicatie, maar mét deze medicatie.

’s Middags sluip ik de kamer nog even binnen. Er heerst een intieme rust. Het enige geluid dat nog te horen valt, is het zachte zoemen van de morfine- en de Dormicumpomp naast het bed. We zien dat zijn mond iets is opengevallen. Ik ga naast zijn vrouw zitten, op een stoeltje naast het bed. Ze straalt als ze zijn mond ziet, ze beseft dat de benauwdheid eindelijk gestild is. Hij haalt nog maar zachtjes adem, het is oppervlakkig, maar regelmatig. Ze pakt zijn hand en ten slotte ook de mijne. Ze spreekt zacht, gedecideerd en liefdevol: ‘Wat is hij mooi.’

Van haar gezicht kijk ik naar haar hand die de zijne omklemt. Wat kan het beeld van oude handen die elkaar vasthouden ontroeren.

Als over enkele uren het moment komt dat zijn ogen van kleur veranderen, zijn gelaat verbleekt, en hij na nog een laatste ademtocht naast haar sterft, weet ik zeker dat die hand de zijne nog steeds zal vasthouden.

Sander de Hosson
Longarts en auteur

Uit: ‘Slotcouplet’. Een bundel van verhalen over palliatieve zorg door longarts Sander de Hosson.

Deel jouw verhaal!

Jouw verhaal op de website van Tommie in de Zorg? Dat kan!

Heb jij iets bijzonders meegemaakt tijdens je werk en wil je deze ervaring graag delen met anderen? Klik dan op de onderstaande knop om jouw verhaal in te sturen!

Verhaal insturen

Werken in de zorg is mooi en dat mogen we veel vaker laten zien.❤️