Home Blog Pagina 6

Wat kon ik doen?

Eind maart was mijn werk ineens helemaal anders. Ik werkte nachtdiensten in het hospice en door de corona-uitbraak werd een gedeelte van het hospice omgebouwd tot cohort-afdeling voor mensen die besmet zijn geraakt met het coronavirus.

Het was een nare tijd, zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Het ziektebeeld van deze mensen was heftig en onvoorspelbaar. Sommige mensen waren zo ziek dat ze zich compleet overgaven aan dit nare virus. Het was pijnlijk en ontroerend om te zien. Ik kon er niet goed van slapen en het hield mij non stop bezig.

Wat kan ik doen? Hoe kan ik ze helpen? Dit soort vragen spookten keer op keer door mijn hoofd.

Het zorgen voor mensen die aan het einde van hun leven zijn is mij niet meer vreemd. Dat wat mij het meest heeft geraakt waren de omstandigheden van deze mensen. Amper bezoek, zorgverleners vermomd in pakken en de eenzaamheid die zij moesten ervaren tijdens hun laatste dagen of uren van hun leven.

Ik denk nog vaak aan de momenten dat ik midden in de nacht families belde met het bericht dat hun vader, moeder, echtgenoot of geliefde was overleden en dat ik aan hen moest vertellen dat ze maar met twee personen mochten komen.

Dit raakte mij intens, zelfs nu op het moment dat ik dit schrijf voel ik mij verdrietig.

In die tijd zat ik voor mijn gevoel midden in de corona-ellende. Op TV werden we helden genoemd maar ik heb mezelf geen seconde een held gevoeld. Sterker nog, ik voelde me vaak compleet machteloos en soms heel erg onzeker. Voor mijn gevoel was ik weer een leerling die voor het eerst zelfstandig mocht werken.

Nu zijn we alweer een paar maanden verder en ik heb nu pas het gevoel dat ik de afgelopen periode heb kunnen verwerken. Ik weet nu dat ik alles heb gedaan wat ik kon doen om deze mensen te helpen. En ik ben dankbaar dat ik fijne collega’s heb die er altijd voor je zijn.

Ik denk nog regelmatig aan de familieleden, vrienden en kennissen van de mensen die zijn overleden. Ik hoop oprecht dat zij ondanks alle ellende op een waardige manier afscheid hebben kunnen nemen van hun dierbare.

Want voor hen is het echt moeilijk geweest. Waarschijnlijk is het dat nog steeds en daarom wens ik jullie heel veel sterkte.

En datzelfde wens ik al mijn collega’s over de hele wereld. Praat erover als je er behoefte aan hebt en ben er voor elkaar. Werken in de zorg doen we samen.

Tommie Niessen
Verpleegkundige

Betsie

‘Mevrouw wil alweer niet uit bed…’ zegt een collega.

‘Hoe komt dat?’ vraagt Betsie.

‘Ze zegt dat ze niets wil vandaag. Ik heb geprobeerd om haar over te halen maar ze wil het niet.’ Antwoordt onze collega. Ze kijkt wat verontrust, ik kan zien dat ze het vervelend vindt.

‘We gaan er zo wel naartoe, dan kijken we even.’ zegt Betsie.

Vandaag is mijn tweede week in de Zorg. Eerlijk gezegd vind ik het best wel wennen. Veel collega’s hebben haast, het is druk en de zorg voor de mensen is zwaar.

Betsie

Ik loop mee met Betsie, zij is mijn begeleidster. Ik vind haar een mooi mens, ze gaat leuk om met de bewoners en ze is vrolijk.

Het lijkt alsof zij geen haast heeft, ze neemt gewoon haar tijd voor de mensen. Ik kan nog veel van haar leren.

‘Kom Tommie, we gaan even kijken bij die dame die niet uit bed wil. Ik ken haar al jaren, soms is ze wat somber en dan wil ze niets. Nu is het aan ons om te kijken wat we voor haar kunnen doen. Ga je mee?’ vraagt ze.

‘Is goed!’ antwoord ik, en loop met Betsie mee naar het appartement van mevrouw.

Als we binnenkomen krijgen we geen gehoor. We lopen verder en mevrouw ligt in haar pyjama op bed. Het is al bijna middag… Wat vervelend voor mevrouw, denk ik bij mezelf. Misschien voelt ze zich niet goed?

‘Wacht hier maar even.’ Zegt Betsie. Ik knik met mijn hoofd en blijf in de deuropening staan.

Betsie loopt om het bed van mevrouw en vervolgens stapt ze erin. Ze gaat naast de oudere dame in het bed liggen en ze kijkt haar aan. Ze zegt helemaal niets en het is stil.

Ik sta nog steeds in de deuropening. Dit had ik nog niet meegemaakt, ik zou niet weten wat ik zou doen…

Luisteren

‘Hoe gaat het Mien?’ vraagt Betsie na de korte stilte. Mevrouw geeft geen antwoordt, maar ze draait zich wel om. Ze kijkt naar Betsie en ze zucht diep.

‘Nou je bent wel erg blij om mij te zien hè?’ zegt Betsie met een lach. Mevrouw kijkt haar nog steeds aan, ze zegt niets terug maar er verschijnt wel een glimlach op haar gezicht.

‘Vertel, wat is er?’ zegt Betsie met een rustige stem.
Mevrouw kijkt wat emotioneel en ze begint te vertellen. Betsie luistert aandachtig en ze knikt zo nu en dan met haar hoofd.

Ik kijk toe vanuit de deuropening en besef dat dit het belangrijkste is in de zorg. Gelijkwaardig menselijk contact, er simpelweg zijn en luisteren naar de mensen.

Betsie kan dat op een geweldige manier, hoe zij omgaat met de mensen is prachtig. Wederom besef ik dat ik veel van haar kan leren.

Twintig minuten later is mevrouw aangekleed. Ze loopt samen met Betsie de huiskamer in en ze begroet mij.

‘Ben jij de nieuwe broeder?’ vraagt mevrouw als we elkaar een hand geven.

‘Ja ik ben sinds kort begonnen aan de opleiding.’ antwoord ik.

‘Heel goed jongen, heel goed. Jullie zijn onmisbaar!’ zegt mevrouw.

‘Hoe is het met u?’ vraag ik.

‘Het gaat weer een beetje jongeman. ’ Antwoordt ze met een knipoog en een lach.

Tommie Niessen
Verpleegkundige, schrijver en spreker
tommieniessen.nl

Laatste nacht

‘Het gaat wel lukken, hè?’
‘Jazeker, welterusten!’ antwoord ik.
‘Rustige dienst, Tommie!’ Mijn collega vertrekt, vanaf nu ben ik alleen.

Dit is mijn derde en laatste nacht. Ik ben nieuw in het hospice, de vorige nachten zijn rustig verlopen. Ik vond de eerste nacht alleen in het hospice spannend, maar nu heb ik er een goed gevoel over. Ik heb een goed beeld van de mensen, ik ken ze allemaal en ik voel me zelfverzekerd.

Op dit moment liggen er acht mensen in het hospice. Er is één patiënt bij wie de kans op een longbloeding aanwezig is. Dit gebeurt echter zeer zelden. Ik heb het (gelukkig) nog nooit meegemaakt. Bovendien, in theorie weet ik hoe ik moet handelen. En ik ga er niet van uit dat deze verschrikkelijke situatie uitgerekend vannacht zal plaatsvinden. Maar je weet het nooit.

Ik loop een ronde en kijk hoe het gaat met de mensen. Iedereen slaapt, op één vrouw na. Ze hoest veel en ze is wat onrustig.
‘Hoe is het met u?’ vraag ik terwijl ik bij haar bed ga zitten.
‘Goed, jongen.’
‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Nee, het komt wel goed.’
‘Ik kom dadelijk weer even bij u kijken, oké?’
‘Prima, jongen,’ antwoordt ze terwijl ze de dekens over zich heen trekt.

Ik verlaat de kamer met een onbestemd gevoel. Mevrouw komt niet ‘prima’ op mij over. Ik ga naar het kantoor en bekijk welke medicatie ik haar indien nodig mag geven. Medicatie om pijn en onrust te bestrijden. En medicatie met het opschrift ‘Noodbeleid’ in geval van een noodsituatie, bij verstikking. Zij is degene bij wie de kans op een longbloeding aanwezig is…

Ongeveer vijf minuten later loop ik haar kamer weer binnen. Ze hoest bloed op, heel veel bloed. Ik schrik, het zal toch niet? Dat verschrikkelijke dat zo zelden voorkomt gebeurt nu wel…

‘Mevrouw?!’
Ze kijkt me aan, maar reageert niet.
Het bloeden neemt toe, het is overal. Ik moet nu handelen, is het enige wat ik kan denken.

Ik ren naar het kastje en open het doosje waarop staat ‘Noodbeleid’. Bibberend maak ik de spuit klaar en ik dien de sederende middelen toe.

Mevrouw is nu rustig, ik zie totaal geen angst of paniek meer in haar ogen. Ik blijf bij haar.
‘Mevrouw?!’ Ze glijdt langzaam weg.
‘Mevrouw?’ Het bloeden is gestopt.
‘Mevrouw?’ Het wordt steeds stiller. Het is voorbij en ik aanschouw iets verschrikkelijks in de vroege ochtend…

Het is zeven uur, mijn collega’s komen binnen. Ik neem hen mee en vertel met moeite wat er is gebeurd. Ik voel me raar en krijg geen grip op mijn gedachten. Wat is er gebeurd? Heb ik het wel goed gedaan? Was het wel nodig? Dat zijn de vragen die nu door mijn hoofd gaan.

Mijn collega’s zijn geweldig, ze praten met me, ze steunen me, en ik voel me wat rustiger worden.
‘Je hebt goed gehandeld.’ Ik knik, maar ik moet dit nog verwerken.
‘Kun je zo wel slapen, Tommie?’
‘Jawel.’
‘Je kunt altijd bellen…’
‘Het komt wel goed.’
‘Welterusten, hè jongen.’
‘Tot snel, bedankt hè.’

Terwijl ik naar mijn auto loop, besef ik hoe bijzonder mijn collega’s zijn.

Tommie Niessen
Verpleegkundige & schrijver/blogger

Kerstavond

Ik vind het niet erg om te werken tijdens kerstavond. Alleen dit jaar voelt het anders.

Het is de eerste kerst zonder mijn opa, hij is dit jaar overleden. Ik merk dat ik daar telkens aan moet denken. Ik mis hem, maar dat is logisch toch?

Dit jaar ben ik geslaagd voor de opleiding en ik heb een baan in de wijkzorg. Helaas heb ik geen rijbewijs, dus ik doe alles met de fiets. En dat is best wel koud!

Gelukkig vind ik mijn werk leuk en dat is ontzettend veel waard. Ik zie er wel een beetje tegenop om straks naar huis te gaan. Om 22:00 ga ik nergens meer naartoe dus dan ben ik alleen…

Alleen

‘Hey jongen, hoe is het?’ vraagt meneer.
‘Goed en met u?’ antwoord ik terwijl ik een beetje ril van de kou.
‘Ja, gaat wel hè, ik zit hier ook maar alleen en dat is saai.’ Zegt meneer met een lach. Toch kan ik zien dat hij het wel meent.

Meneer is jaren geleden gescheiden en zijn kinderen wonen in het buitenland. Normaal kan hij hier goed mee omgaan maar deze dagen is het voor hem ook anders…

‘Komen uw kinderen dit jaar?’ vraag ik.
‘Nee jongen, helaas. Die hebben het ook druk hè…’ antwoordt meneer.
‘Ah wat vervelend…’ antwoord ik en vervolgens is het even stil.
Misschien moet ik naar hem toegaan? Denk ik bij mezelf. Waarom niet? Ik heb toch niets te doen…

Dankbaarheid

‘Zal ik straks langskomen? Aan het einde van mijn route.’ Vraag ik.
‘Natuurlijk jongen dat mag jij zeker!’ antwoordt meneer met een dankbare lach op zijn gezicht.
‘Dan ben ik over een uurtje hier oké?’
‘Is goed jongen, dat vind ik leuk, echt waar.’ Zegt meneer.

Ik ga verder met mijn route. Ik moet nog langs een paar mensen. Daarna ga ik gewoon terug!

Meneer en ik kunnen het altijd goed vinden met elkaar. Laatst had ik aan het einde van mijn route een biertje met hem gedronken. Ik vroeg mezelf eerst af of dat niet raar is? Nee. Het voelde goed dus ik doe het gewoon!

‘Daar ben je weer!’ zegt meneer als ik bij hem aan de deur sta.
‘Jazeker, ik ben klaar met het werk!’ antwoord ik. Meneer moet lachen, hij vind het fijn, dat kan ik aan hem zien. En eerlijk gezegd vind ik het ook fijn. Anders zat ik thuis, in mijn eentje.

Biertje?

‘Wil je een biertje?’ vraagt meneer.
‘Kan dat wel?’ Vraag ik met een lach.
‘Dat kan zeker jongen. En als je baas erachter komt dan zeg je maar dat je het moest van mij!’ antwoord meneer met een brede glimlach op zijn gezicht. Wat mooi denk ik bij mezelf.

We drinken een biertje, we eten wat chips. We praten over van alles en het is gezellig en fijn.

‘Bedankt hè jongen!’ zegt meneer als ik vertrek.’U ook bedankt en tot de volgende keer!’ antwoord ik.

Meneer zwaait nog vanuit de deuropening en ik ga weer naar huis met een onbetaalbaar gevoel.

Tommie Niessen
Verpleegkundige, schrijver & spreker

Grote vriend

‘Hallo grote vriend!’ roept hij vanuit het ziekenhuisbed.
‘Hoe gaat het nu met je?’ vraag ik, terwijl ik op de bedrand ga zitten.
‘Ik voel me goed, jongen. Ik kan zo naar huis! Wat die broeder me heeft gegeven, dat is goed spul, dat moet ik vaker hebben.’ De praatjes zijn terug, zo ken ik hem weer. De morfine werkt volgens mij uitstekend, want zijn lichamelijke conditie is zo slecht dat hij zich onmogelijk goed kan voelen.

‘Ik word gek van al die slangetjes en piepjes. Dat leer jij dus ook op school?’
‘Jazeker, ik vind het zelfs super interessant.’
‘Wat is dat dan allemaal?’ Hij wijst naar de monitor naast zijn bed.
‘Jouw bloeddruk, jouw hartslag en het zuurstofgehalte in je bloed,’ antwoord ik.
‘O ja, de bloeddruk ken ik wel. Die is wel laag, of niet?’
‘Ja, een beetje laag is-ie wel, maar jij voelt je wel oké, toch?’
‘Ja, jongen, het is goed met mij.’

Hoop

Vandaag is het misgegaan. Hij is opgehaald door de ambulance, omdat hij hartklachten had. Dit is wel vaker gebeurd, maar nu is het anders. Hij moest met spoed gedotterd worden. Dit leek succesvol te zijn verlopen, maar hij kreeg kort erna een beroerte. Deze lijkt toch weer enigszins mee te vallen, en nu ligt hij op de hartbewaking. Zijn toestand is slecht, maar er is nog een beetje hoop.

De rest van de familie is weg en ik ben alleen met hem achtergebleven. Hij is benauwder aan het worden, het is verschrikkelijk om te zien. Zijn bloeddruk is laag en hij gaat achteruit.

‘Dit is toch niks meer, jongen, zo hoeft het voor mij niet meer.’
De morfine is overduidelijk uitgewerkt en de realiteit dient zich weer keihard aan. Ik voel dat ik emotioneel word. Hij gaat het toch niet opgeven, denk ik bij mezelf.

‘Wat die broeder me gaf, dat wil ik wel weer,’ zegt hij met moeite. Ik pak zijn hand vast, ik weet niet wat ik anders moet doen. Het komt niet meer goed, ik voel het en hij voelt het ook.De familie is teruggekomen en de arts komt nu de kamer binnen.

‘Meneer, uw hart klopt bijna niet meer. U gaat zo meteen overlijden,’ zegt de arts, zittend op de bedrand.

Stilte

Het is stil nu. De man in het bed haalt zijn schouders op. Hij legt zich letterlijk bij de situatie neer. Dit beeld en deze woorden raken me. Ze raken me zo intens dat ik niet weet wat ik hoor of zie. Zijn kalmte is mijn houvast. Ik pak zijn hand weer tussen de mijne. De arts verlaat de kamer. Dit was het dan, dit is de realiteit. Het gebeurt echt, maar ik kan het niet geloven, het is onwerkelijk en raar.

Vijf minuten later overlijdt hij. Ik laat zijn hand los en kijk naar hem. Ik vind het zo moeilijk en pijnlijk, maar tegelijkertijd voel ik een soort vrede. Het is goed zo. Hij zal altijd bij me blijven, dat weet ik zeker. Ik beloof dat ik mijn best zal doen.

Vaarwel grote vriend, vaarwel opa.

Tommie Niessen
Verpleegkundige, schrijver & spreker

Eenzaamheid is waar ik aan lijd

Hier zit ik dan, in mijn stoel,
niemand weet, hoe ik mij voel.

Soms bezoek, soms een praatje,
meestal alleen, ik mis een maatje.

Het is moeilijk, het is zwaar,
soms lijkt de dag, wel een jaar.

Beste jongen, heb je even tijd?
Eenzaamheid is waar ik aan lijd.

© Tommie Niessen

tommieniessen.nl

Werken in de zorg

Werken in de zorg,
dat doe je met gevoel.

Doe jij ook dit werk?
Dan weet je wat ik bedoel.

Je doet alles voor je mensen,
je staat altijd voor ze klaar.

Het geeft zoveel voldoening,
ook al is het soms best zwaar.

© Tommie Niessen

tommieniessen.nl

Als jij jezelf niet meer herkent

Als jij jezelf niet meer herkent,
dan weet ik nog wie jij bent.

Als je niet weet waar je moet gaan,
dan zal ik naast je staan.

En wanneer je onrust voelt,
dan zal ik je kalmeren.

Je vergeet misschien wel veel,
maar je kunt me zoveel leren.

© Tommie Niessen

tommieniessen.nl

Ik vergeet steeds meer

Ik vergeet steeds meer, elke keer,
waar kan ik heen, ik voel me alleen.

Ik ben ook bang, in deze lege gang,
het houdt niet op, het duurt zo lang.

Ineens kom jij, hier aan mijn zij,
ik ken jou niet, maar jij kent mij.

Ik voel me rustig, je maakt me blij,
het is nu goed, jij geeft om mij.

Bedankt voor je liefde en voor je lach,
bedankt voor je zorgen, elke dag.

© Tommie Niessen

tommieniessen.nl

Als ik de pijn niet meer kan dragen

Als ik de pijn niet meer kan dragen,
dan wil ik gewoon gaan.

Als ik niet meer kan genieten,
dan wil ik niet bestaan.

Je snapt mij toch wel jongen?
ik vind er niets meer aan.

Ik wil niet langer lijden,
mijn leven is voldaan.

Bedankt voor al je zorgen,
jij hebt je best gedaan.

© Tommie Niessen

tommieniessen.nl

Deel jouw verhaal!

Jouw verhaal op de website van Tommie in de Zorg? Dat kan!

Heb jij iets bijzonders meegemaakt tijdens je werk en wil je deze ervaring graag delen met anderen? Klik dan op de onderstaande knop om jouw verhaal in te sturen!

Verhaal insturen

Werken in de zorg is mooi en dat mogen we veel vaker laten zien.❤️