‘Het gaat wel lukken, hè?’
‘Jazeker, welterusten!’ antwoord ik.
‘Rustige dienst, Tommie!’ Mijn collega vertrekt, vanaf nu ben ik alleen.
Dit is mijn derde en laatste nacht. Ik ben nieuw in het hospice, de vorige nachten zijn rustig verlopen. Ik vond de eerste nacht alleen in het hospice spannend, maar nu heb ik er een goed gevoel over. Ik heb een goed beeld van de mensen, ik ken ze allemaal en ik voel me zelfverzekerd.
Op dit moment liggen er acht mensen in het hospice. Er is één patiënt bij wie de kans op een longbloeding aanwezig is. Dit gebeurt echter zeer zelden. Ik heb het (gelukkig) nog nooit meegemaakt. Bovendien, in theorie weet ik hoe ik moet handelen. En ik ga er niet van uit dat deze verschrikkelijke situatie uitgerekend vannacht zal plaatsvinden. Maar je weet het nooit.
Ik loop een ronde en kijk hoe het gaat met de mensen. Iedereen slaapt, op één vrouw na. Ze hoest veel en ze is wat onrustig.
‘Hoe is het met u?’ vraag ik terwijl ik bij haar bed ga zitten.
‘Goed, jongen.’
‘Kan ik iets voor u doen?’
‘Nee, het komt wel goed.’
‘Ik kom dadelijk weer even bij u kijken, oké?’
‘Prima, jongen,’ antwoordt ze terwijl ze de dekens over zich heen trekt.
Ik verlaat de kamer met een onbestemd gevoel. Mevrouw komt niet ‘prima’ op mij over. Ik ga naar het kantoor en bekijk welke medicatie ik haar indien nodig mag geven. Medicatie om pijn en onrust te bestrijden. En medicatie met het opschrift ‘Noodbeleid’ in geval van een noodsituatie, bij verstikking. Zij is degene bij wie de kans op een longbloeding aanwezig is…
Ongeveer vijf minuten later loop ik haar kamer weer binnen. Ze hoest bloed op, heel veel bloed. Ik schrik, het zal toch niet? Dat verschrikkelijke dat zo zelden voorkomt gebeurt nu wel…
‘Mevrouw?!’
Ze kijkt me aan, maar reageert niet.
Het bloeden neemt toe, het is overal. Ik moet nu handelen, is het enige wat ik kan denken.
Ik ren naar het kastje en open het doosje waarop staat ‘Noodbeleid’. Bibberend maak ik de spuit klaar en ik dien de sederende middelen toe.
Mevrouw is nu rustig, ik zie totaal geen angst of paniek meer in haar ogen. Ik blijf bij haar.
‘Mevrouw?!’ Ze glijdt langzaam weg.
‘Mevrouw?’ Het bloeden is gestopt.
‘Mevrouw?’ Het wordt steeds stiller. Het is voorbij en ik aanschouw iets verschrikkelijks in de vroege ochtend…
Het is zeven uur, mijn collega’s komen binnen. Ik neem hen mee en vertel met moeite wat er is gebeurd. Ik voel me raar en krijg geen grip op mijn gedachten. Wat is er gebeurd? Heb ik het wel goed gedaan? Was het wel nodig? Dat zijn de vragen die nu door mijn hoofd gaan.
Mijn collega’s zijn geweldig, ze praten met me, ze steunen me, en ik voel me wat rustiger worden.
‘Je hebt goed gehandeld.’ Ik knik, maar ik moet dit nog verwerken.
‘Kun je zo wel slapen, Tommie?’
‘Jawel.’
‘Je kunt altijd bellen…’
‘Het komt wel goed.’
‘Welterusten, hè jongen.’
‘Tot snel, bedankt hè.’
Terwijl ik naar mijn auto loop, besef ik hoe bijzonder mijn collega’s zijn.
Tommie Niessen
Verpleegkundige & schrijver/blogger