‘Hallo grote vriend!’ roept hij vanuit het ziekenhuisbed.
‘Hoe gaat het nu met je?’ vraag ik, terwijl ik op de bedrand ga zitten.
‘Ik voel me goed, jongen. Ik kan zo naar huis! Wat die broeder me heeft gegeven, dat is goed spul, dat moet ik vaker hebben.’ De praatjes zijn terug, zo ken ik hem weer. De morfine werkt volgens mij uitstekend, want zijn lichamelijke conditie is zo slecht dat hij zich onmogelijk goed kan voelen.
‘Ik word gek van al die slangetjes en piepjes. Dat leer jij dus ook op school?’
‘Jazeker, ik vind het zelfs super interessant.’
‘Wat is dat dan allemaal?’ Hij wijst naar de monitor naast zijn bed.
‘Jouw bloeddruk, jouw hartslag en het zuurstofgehalte in je bloed,’ antwoord ik.
‘O ja, de bloeddruk ken ik wel. Die is wel laag, of niet?’
‘Ja, een beetje laag is-ie wel, maar jij voelt je wel oké, toch?’
‘Ja, jongen, het is goed met mij.’
Hoop
Vandaag is het misgegaan. Hij is opgehaald door de ambulance, omdat hij hartklachten had. Dit is wel vaker gebeurd, maar nu is het anders. Hij moest met spoed gedotterd worden. Dit leek succesvol te zijn verlopen, maar hij kreeg kort erna een beroerte. Deze lijkt toch weer enigszins mee te vallen, en nu ligt hij op de hartbewaking. Zijn toestand is slecht, maar er is nog een beetje hoop.
De rest van de familie is weg en ik ben alleen met hem achtergebleven. Hij is benauwder aan het worden, het is verschrikkelijk om te zien. Zijn bloeddruk is laag en hij gaat achteruit.
‘Dit is toch niks meer, jongen, zo hoeft het voor mij niet meer.’
De morfine is overduidelijk uitgewerkt en de realiteit dient zich weer keihard aan. Ik voel dat ik emotioneel word. Hij gaat het toch niet opgeven, denk ik bij mezelf.
‘Wat die broeder me gaf, dat wil ik wel weer,’ zegt hij met moeite. Ik pak zijn hand vast, ik weet niet wat ik anders moet doen. Het komt niet meer goed, ik voel het en hij voelt het ook.De familie is teruggekomen en de arts komt nu de kamer binnen.
‘Meneer, uw hart klopt bijna niet meer. U gaat zo meteen overlijden,’ zegt de arts, zittend op de bedrand.
Stilte
Het is stil nu. De man in het bed haalt zijn schouders op. Hij legt zich letterlijk bij de situatie neer. Dit beeld en deze woorden raken me. Ze raken me zo intens dat ik niet weet wat ik hoor of zie. Zijn kalmte is mijn houvast. Ik pak zijn hand weer tussen de mijne. De arts verlaat de kamer. Dit was het dan, dit is de realiteit. Het gebeurt echt, maar ik kan het niet geloven, het is onwerkelijk en raar.
Vijf minuten later overlijdt hij. Ik laat zijn hand los en kijk naar hem. Ik vind het zo moeilijk en pijnlijk, maar tegelijkertijd voel ik een soort vrede. Het is goed zo. Hij zal altijd bij me blijven, dat weet ik zeker. Ik beloof dat ik mijn best zal doen.
Vaarwel grote vriend, vaarwel opa.
Tommie Niessen
Verpleegkundige, schrijver & spreker