Mager, klein, een hoopje mens. In een veel te groot bed. Lijkbleek. Paarse handen. Ik pak haar hand. Warm. Er lijkt nog leven in te zitten.
Ik voel op haar borst. Hard en koud. Ik voel geen kloppen. Ik pak haar pols en probeer nog leven te vinden, maar tevergeefs. Ik schud mijn hoofd.
Familie veegt tranen weg en knikt bevestigend. Voor mijn gevoel mompel ik wat en haal beneden de stethoscoop. Ik loop weer naar boven. Knikkende knieën. Een raar gevoel in mijn buik.
Met trillende handen zet ik even later de stethoscoop op de borst van mw. Ik focus. Stilte. Mw. is overleden. Met trillende stem bel ik de huisartsenpost, zodat deze kunnen komen schouwen.
‘Het hoort bij het werk’ zegt mijn collega even later. Ik knik. Ze heeft gelijk. Toch krijg ik telkens weer een naar gevoel in mijn buik. De rest van de wereld valt dan even weg. Een leeg gevoel.
In mijn gedachten zie ik mw. voor me. Voorovergebogen over haar rollator loopt ze zondag morgen nog over de gang. Afgelopen maandag was ze niet lekker. De dokter vond het niet nodig om te komen. Buikgriep. Gewoon uitzieken werd er gezegd.
Vandaag was het dinsdag. Een avonddienst. Ik had er zin in. Ik was nog niet binnen, of ik mocht al gelijk mee lopen naar mw. Jansen. Het ging niet goed. Ze lag erg slecht. Nog amper beseffend wat er met haar aan de hand was, stonden ik en mijn andere collega van die avonddienst rondom het bed. En ik schrok. Een hoopje mens. Liggend in de ontlasting. Samen met drie andere collega’s heb ik haar verschoond. Puffend en hijgend blies ze haar adem uit.
‘Uitgedroogd. Dit is de 7e of 8e keer vandaag.’ Legde mijn collega van de dagdienst uit. Toen ze op haar rug lag, keek ze ons aan. ‘Ah fijn dat ik weet wie er vanavond zijn.’ Ze was nog goed bij haar verstand en kon ook nog goed praten. Twee uur later was dit wel anders. Toen had ze het opeens over tompoezen die wel heel erg lekker smaakte. Dit was misschien wel haar laatste gespreksonderwerp.
Nog geen uur na het ‘tompoezen verhaal’ ging daar de bel. Ik zat pauze te houden. Mw. Jansen stond er op het display. Samen met een collega liep ik naar boven en toen ik de deur opende, was het al duidelijk. Dit was heel snel gegaan.
Om 23:45 sloot ik nadat ik samen met mijn collega’s afscheidt had genomen, de deur van haar appartement. Weer een lege plaats. ‘Het hoort bij het werk’ hoorde ik in mijn gedachten. Waarom was het dan toch weer zo naar?
Evelien Willemstein
Verzorgende IG