‘Heeft u pijn tijdens het plassen?’ Vraag ik aan mevrouw. ‘Ja jongen, al twee dagen en er komt steeds maar een beetje…‘ Antwoordt ze. ‘Misschien moeten we uw urine laten controleren, zal ik de dokter bellen?’ Ze knikt met haar hoofd. ‘Misschien wel jongen…’ Mompelt ze. Mevrouw is niet fit, dat is duidelijk. Ik bel de huisartsenpraktijk en vertel wat er is. De assistente geeft aan dat we de urine mogen inleveren. ‘Kunt u misschien iemand vragen om dit te doen?’ Mevrouw is even stil, ik zie haar denken.
Niemand
‘Ik heb niemand jongen.’ Antwoordt mevrouw terwijl ze haar schouders ophaalt. Ik weet dat ze weinig sociale contacten heeft. Of beter gezegd; mevrouw heeft één mantelzorger en die is op vakantie. Ze heeft geen kinderen en haar man is al jaren geleden gestorven. Ik weet genoeg. Als die urine weggebracht moet worden ben ik degene die het moet doen. Het is niet mijn taak, dat weet ik. Maar ja, voor mijn gevoel heb ik geen andere keuze.
‘Oké mevrouw, ik regel het voor u.’ Mevrouw kijkt mij aan, ze zegt niets maar ik kan zien dat ze het op prijs stelt. Ik ga naar de huisartsenpraktijk, haal een potje op en ga weer terug naar mevrouw. Gelukkig, het lukt haar om te plassen. Ik rapporteer wat ik heb gedaan en ik breng het volle potje naar de praktijk. Vervolgens ga ik weer verder met mijn werk.
De dag erna kom ik weer bij mevrouw, ze heeft een kuur gekregen. De apotheek heeft deze gebracht. Mevrouw regelt zelf haar medicatie, dit gaat prima. Geestelijk is mevrouw in orde maar lichamelijk is ze erg beperkt. ‘Nog bedankt he jongen.’ Zegt mevrouw. ‘Geen probleem!’ Ze is dankbaar, dat kan ik aan haar zien. Mevrouw is tevreden en ik zie een glimlach op haar gezicht. Dit doet mij goed. Het was niet aan mij om dit te regelen. Ik zag helaas geen andere optie. Ja, een paar dagen wachten…
Regels…
Ongeveer één week later krijg ik commentaar van de leidinggevende. ‘Ik heb gehoord dat je urine hebt weggebracht? Dit is niet de bedoeling Tommie…’ Ik was het zelf al bijna vergeten. ‘Ik had geen keuze…’ Zeg ik eerlijk en ik leg de situatie uit. ‘Als we dit voor iedereen gaan doen dan ziet het eruit..’ Ik knik met mijn hoofd en geef deze persoon gelijk. Discussiëren heeft geen zin, deze persoon heeft ook gelijk als we kijken naar de ‘regeltjes’.
Ik heb ervan geleerd. De volgende keer doe ik het anders.. Dan rapporteer ik het niet. Mevrouw had niemand. Wat had ik dan moeten doen?
Tommie Niessen
Verpleegkundige & Schrijver/blogger